Waarom blijft deze bodem kaal?

Vanmorgen op de Biesterije, een wandeling met de hond langs onder andere dit plekje. Een van een stuk of acht plekken in het bos waar in 2015 een opening is gemaakt van ongeveer honderd bij vijftig meter. 

In de achtergrond zie je een dicht pakket van jonge bomen van een meter of vijf hoog: dat is de natuurlijk verjonging die hier is losgebarsten. Want zoals men in het Engels zegt , ‘nature abhors a vacuum’ – de natuur kan een vacuum niet verdragen.

Op de voorgrond zie je echter iets wat in bosbouwtermen behoorlijk lijkt op een vacuum. Negen jaar na de oogst en acht jaar na het klepelen ligt er een laagje mos. En dat is het. 

Hoe kan dat?

Drie keer droogte

De hoofdverdachte is droogte. In drie vormen.

1. Ik heb een jaar na de oogst op dit perceel walnoten en hazelnoten in de grond begraven (geen succes) en merkte toen dat in deze zone de zandbodem bestond uit kurkdroog grof zand dat deels wit was en deels grijs. Dat herken ik inmiddels als de slechtste bodem die we in dit bos hebben.

2. Daarnaast staan twee hoofdverdachten in beeld: de twee volwassen bomen die hier zijn blijven staan, beide douglas. Volwassen bomen trekken veel vocht uit de bodem: altijd uit de zandbodem en afhankelijk van de soort ook uit de humuslaag (beuk, eik en vogelkers zijn een paar soorten die daar veel fijne wortels hebben zitten).

3. En tenslotte ligt deze bodem aan de noordkant van de open plek (de camera kijkt naar het zuiden). Dat betekent dat de zon er een groot deel van de dag op schijnt. Daarmee droogt de humuslaag ook buiten de zomer nog vrij makkelijk uit.

Dat de bodem niet geweldig is kun je zien aan de magere takken van de douglas. Een gezonde douglas op goede bodem zou veel groener en donkerder zijn. (Op de achtergrond in de foto zie je een rij andere douglassen staan, die het ook niet geweldig doen maar die duidelijk beter gevuld zijn met naalden).

Vermoedelijk hebben deze twee douglassen alle vocht nodig dat ze kunnen vinden en zuigen ze de bovenlaag van de bodem helemaal droog. De douglas is in ons klimaat een soort die goed gedijt “onder een licht scherm” (bosbouwterm voor een bos waarin de volwassen bomen ruim licht doorlaten) maar niet in de volle zon. Door de oogst hebben we deze exemplaren opeens in de hittestress gebracht, zeker toen we in 2018-2020 drie hete droge zomers op rij hadden.

Een egocentrische slurper is de douglas zeker niet altijd: deze soort staat er juist bekend om dat hij via de wortels (en de bodemschimmels die als verlengstuk daarvan functioneren) water en voedingsstoffen doorgeeft aan zaailingen van zijn eigen soort, om ze te helpen groeien op plekken waar eigenlijk wat weinig licht is en waar het vocht voor zaailingen te diep in de bodem zit.

En het mos dan?

We kennen mos als een soort die houdt van vochtige grond. Hoe kan het dan dat op deze zogenaamd droge plek zo’n mooi donkergroen pakket mos ligt? 

De eenvoudige reden is dat je deze bodem nu ziet in een natte herfst, na een uitzonderlijk nat jaar met een voor het bos heerlijk natte zomer. 

De verontrustende reden is …

Het klimaat

Mos is wereldwijd bezig met een opmars als gevolg van de toename van CO2 in de atmosfeer. Deze soort profiteert meer dan de meeste andere planten van de toename in CO2. En dat heeft mooie en moeilijke kanten.

Mooi: omdat afgestorven mos slecht verteert, waardoor mos doorgaans meer CO2 vastlegt dan het uitademt. Moeilijk: omdat mos de groei van zaailingen van hogere planten en bomen kan verhinderen.

 

Andere lessen van dit plekje

Op dit stukje hebben we de Bosgroep gevraagd om twee bewerkingen toe te passen: het achtergebleven takhout klepelen (machinaal kapot slaan) en ondiepe geulen maken in de daarmee aangedikte humuslaag.

Het maken van geulen in de humuslaag zorgt ervoor dat in die geul de zandbodem aan de oppervlakte komt te liggen. In zand ontkiemen veel soorten bomen en andere planten goed. In de dikke, droge, zure humuslaag kunnen zaadjes ook wel ontkiemen als het vochtig genoeg wordt, maar daarna moeten hun worteltjes te ver omlaag groeien om een permanente voorraad vocht te vinden. 

Op deze open plek hebben we geen aanplant laten doen door de Bosgroep en de verjonging geheel overgelaten aan de natuur. Ik heb er af en toe nog een beetje in ingegrepen door jonge douglas vrij te stellen (meer ruimte te geven door de directe buren uit te trekken, te knakken of om te zagen) maar dat heb ik maar op een paar plekken gedaan.

Mooi om te zien is dat de natuurlijke verjonging heel gemengd is. De lichtboomsoorten (berk en lariks) hebben de overhand en groeien het snelst, maar daaronder blijft vooralsnog genoeg licht over voor douglas, reuzenzilverspar, beuk, esdoorn en meer. Soorten die goed tegen een beetje schaduw kunnen, of die dat op zulke lichte open plekken zelfs prettiger vinden in de jeugdfase.

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *