Straatbomen hebben het al niet makkelijk. In de woorden van Peter Wohlleben zijn ze de straatkinderen van het bomenrijk: alleen, kwetsbaar en geen lang leven beschoren.
Maar het kan nog erger: je kunt ook een potboom zijn. Minder dan een kuub aarde om je wortels in te laten groeien. Kans op snelle uitdroging in de zomer. Dan ben je de geketende circusbeer van het bomenrijk.
Het verschil tussen een straatboom en een potboom zie je heel mooi in deze combinatie in de Friesenstrasse, Berlijn. Beide bomen zijn valse christusdoorns (gleditsia triacanthos), een soort die grote paarse peulen laat vallen en die het in ons klimaat goed doet in volle zon.
De boom die in de straatbodem mag wortelen heeft een rechte stam, hij wordt smaller naar de top toe (logisch, want aan je dunste stuk stam wil je geen zware takken hebben) en hij draagt het meeste blad aan de uiteinden van zijn takken. Zoals bomen dat graag doen.
De potboom heeft een zware kroon die ver uit het lood staat: letterlijk een afbreukrisico). Hij is van zijn buurman af gegroeid om extra licht te kunnen vangen.
Hij heeft zijn bladeren dichter bij de stam zitten en minder in de punten. Op de foto is het niet goed te zien, maar veel takken hebben dode punten.
Ik gun het deze boom dat iemand een gat boort door de bodem van zijn pot. Dan vinden zijn wortels vanzelf de weg naar vaste aarde en kan hij één tree omhoog in het bomenrijk.