Iedere boomsoort heeft een uniek profiel van eisen dat hij stelt aan bodem en klimaat. De US Geological Survey heeft de klimaatprofielen van boomsoorten grafisch weergegeven, waardoor je in een oogopslag kunt zien welke soorten het op jouw locatie in potentie goed zullen doen.
Afbeelding: Amerikaanse eik (quercus rubra) gedijt in warme en koude streken, maar is een Goudhaartje als het op regen aankomt: niet te veel en niet te weinig.
Klimaatcellen
De gegevens zijn beschikbaar voor 115 naaldhout– en 239 loofhoutsoorten. Heel Noord-Amerika is ingedeeld in vakken van 25 kilometer groot en per vak is onderzocht wat de klimaateigenschappen zijn en welke soorten er voorkomen. De gebruikte habitatkaarten (uit 1971) zijn hier te vinden.
De relevante klimaateigenschappen zijn:
gemiddelde temperatuur (januari, juli en hele jaar)
Voor elk van de soorten is hiermee een factsheet gemaakt die laat zien in welke klimaatomstandigheden de soort wel en niet voorkomt. Zoals de Amerikaanse eik (quercus rubra) waarvan ik de factsheet hieronder met annotaties heb overgenomen. Klik op het plaatje voor een grotere weergave.
Het leuke van deze diagrammen is dat je snel kunt zien welke klimaatfactoren voor een bepaalde soort het meest bepalend zijn. De Amerikaanse eik kan bijvoorbeeld tegen zowel hoge als lage gemiddelde temperaturen: hij komt voor op plekken waar het in januari gemiddeld -17 graden Celcius is, maar ook waar het in januari gemiddeld 10 graden boven nul is.
Maar wat neerslag betreft is de Amerikaanse eik veel selectiever. Hij komt alleen voor op plaatsen waar in juli rond de 100mm regen valt. Juli moet nat zijn: als ergens minder dan 70mm valt komt deze soort er niet voor en als er meer dan circa 200mm valt ook niet. Ook de neerslag op jaarbasis mag niet teveel zijn: 600mm kan misschien net, 1200mm is de bovengrens.
