Begin februari 2021 hebben we iets heel moois gerealiseerd: nieuwe bomen in oud bos, bedoeld om meer CO2 op te slaan én het bos te beschermen tegen klimaatverandering.
Dat kon niet zonder een hoop hulp en middelen van anderen.
De middelen voor de aanplant zijn ingebracht door De Reggeborgh, de investeringsmaatschappij van het Rijssense bouwbedrijf VolkerWessels.
De plannen zijn uitgewerkt door de Bosgroep Noord-Oost Nederland. En FSC Nederland heeft bemiddeld. Bosgroepen en FSC hebben samen het CO2-rekenwerk gedaan.
Waar dit allemaal goed voor is en hoe het zo gekomen is, lees je hieronder.
CO2-opslag
De nieuwe aanplant is vooral bedoeld om extra CO2 uit de lucht te halen. Daarom zijn het vooral snelgroeiende soorten (douglas, thuja, liriodendron en zwarte den) en daarom worden ze in bestaand bos aangeplant, zonder bodembewerking en met minimale verwijdering van struiken en heesters.
De nieuwe bomen zorgen ervoor dat het bos veel sneller veel meer CO2 opneemt. In ons bos is de humuslaag erg zuur en ook wat arm aan mineralen. Daardoor blijft de natuur steken in een cyclus van arme humus, langzame groeiers, zure humus, slechte houtkwaliteit en weinig biomassa.
Aanplant van andere boomsoorten kan die cyclus doorbreken. Douglas en liriodendron in het bijzonder leveren goed strooisel waardoor de humuslaag rijker wordt, waardoor er meer leven (en CO2) in kan bestaan en waardoor zaadjes van een groter spectrum aan andere soorten erin kunnen ontkiemen.
Drie van de vier boomsoorten leveren bovendien een relatief hoge kwaliteit hout, waardoor je er van uit mag gaan dat de opgeslagen CO2 (over enkele decennia tot een eeuw, als de boom geveld wordt en het hout verzaagd tot planken en palen) langdurig opgeslagen blijft in een gebouw of andere hoogwaardige toepassing.
Winst voor iedereen
Voor de Reggeborgh betekent de aanplant dat zij, met een reële CO2-calculatie die wordt beheerd door FSC Nederland, een stuk van hun CO2-uitstoot compenseren. Voorheen hadden alleen grote bedrijven de middelen om hun uitstoot te laten certificeren: dat verandert nu snel.
Daarnaast draagt hun investering bij aan het weerbaar maken van het bos tegen klimaatverandering, want behalve de vier genoemde soorten zijn er op kleine schaal ook nog zo’n vijftien andere boomsoorten aangeplant, in kleine aantallen, die nog niet op de Biesterije voorkomen.
Die extra soorten doen een beetje hetzelfde als het brengen van meer diversiteit in je aandelenportefeuille, of je eieren bewaren in meerdere mandjes: het klimaat gaat de komende jaren en decennia onvoorspelbaar veranderen. Je kunt dat niet omrekenen in CO2, maar het is wel van onschatbare waarde.
Hoe meer verschillende soorten we in het bos hebben staan, hoe groter de kans dat enkele daarvan passen bij het nieuwe klimaat en zich straks enthousiast uitzaaien wanneer andere soorten (door droogte, hitte, extreme kou, heftige wind, of nieuwe insecten en schimmels) het loodje leggen.
Voor de Biesterije als natuurgebied is die diversiteit dus goud waard. En de vier soorten die in groter aantal zijn geplant, zijn de betere bosbouwsoorten. Over een halve eeuw leveren die (hopelijk) een goede prijs op, waardoor we ook dan het landgoed kunnen onderhouden en belasting kunnen betalen aan het waterschap voor het ongevraagd onttrekken van water aan onze bodem.
De Bosgroep en FSC Nederland worden met dit soort projecten de intermediairs en uitvoerders van de bosbouw van de 21e eeuw: gericht op biodiversiteit, klimaatbestendigheid, opslag van CO2… en (je zou het haast als bijzaak gaan zien) productie van hout. Maar dan meer aan de hoogwaardige kant, met maatwerk in alle fasen van aanplant, dunning, snoei, oogst en verwerking.
Invulling in vlakken en lijnen
De middelen en de bemiddeling komen van nieuwe partners, maar de specifieke invulling van de aanplant hebben we als Biesterije actief opgepakt, in afstemming met onze vaste partner de Bosgroep.
We hebben zo’n zeventien vlakken in het bos aangewezen (en zelf met verf gemarkeerd) waar grotere groepen van de snelgroeiende én de nieuwe soorten zijn aangeplant. Die vlakken hebben we gekozen door te kijken naar natuurlijke openingen in het bos die o.a. door storm, oogst en klimaatsterfte zijn ontstaan.
Tussen een groot aantal van die vlakken hebben we bovendien lijnen getrokken, die zijn ingeplant met uitsluitend douglas en thuja (de zwarte den was nog niet leverbaar, die wordt later dit jaar aangeplant).
Voortplanting
Die lijnen door het bos heen waren lastig te realiseren, maar we hebben ze met een bewust doel ingezet. Ik ben dan ook blij dat het is gelukt.
De boomsoorten die we aanplanten, komen uit Amerika of andere delen van Europa, maar ze voelen zich allemaal zo goed thuis in ons land (bij het huidige opwarmende klimaat) dat volwassen exemplaren elders in ons land laten zien dat ze zich ook met succes uitzaaien en verjongen naar een nieuwe generatie.
Spontaan verjongende bomen zijn zo wenselijk omdat we op die manier niet op grote schaal hoeven aan te planten. Boompjes planten in het bos is nu eenmaal kostbaar en heeft zelf ook weer een forse ecologische voetafdruk. Bovendien wortelen zaailingen zich over het algemeen sneller, dieper en beter dan aangeplante boompjes.
(Nog afgezien van de irritante grappen die je van passanten krijgt als je in het bos bomen staat te planten en water te geven. Ik spreek uit ervaring)
Als er ergens in het bos een grotere of kleinere open plek ontstaat, zijn er op dit moment in ons bos maar een paar boomsoorten die de kans grijpen om zich te verjongen. Dat zijn soorten die (a) in de omgeving groeien en (b) zich gemakkelijk uitzaaien en (c) niet al te aantrekkelijk zijn voor grazende konijnen en reeën.
Strategisch aanplanten
Zouden we het vullen van lege plekken aan deze kleine groep soorten overlaten, dan is ons bos straks vooral een verzameling van berk, vogelkers, grove den en lariks, die zich altijd kwistig uitzaaien en die met zijn vieren de meest zonnige plekken opvullen; plus kleinere aantallen schaduwverdragende soorten (drie naaldsoorten en beuk, esdoorn en tamme kastanje).
Die kleine selectie van boomsoorten is economisch kwetsbaar. Als het klimaat of een nieuwe geïmporteerde schimmel één ervan uitschakelt, dan hebben we al een probleem. Bij twee of drie hebben we een groot probleem. Worden het er meer, dan komt de financiële overleving van het landgoed in het geding. Daarom willen we dat er, enigszins verspreid over ons bos, bomen van nieuwe soorten klaar staan om zich ook uit te zaaien.
Als en wanneer verdere klimaatverandering in ons bos gaat leiden tot grootschalige sterfte van onze huidige soorten – en dat lijkt echt vooral een kwestie van tijd – dan zijn deze nieuwe soorten onze toeverlaat. Je wilt je nieuwe aanplant daarom strategisch neerzetten, zodat elke toekomstige open plek een hele reeks uitzaaiende nieuwe soorten in de buurt heeft staan.
Strategisch planten is nodig omdat bij de douglas, thuja en liriodendron de appel niet ver van de boom valt: de zaadjes waaien met de wind hoogstens een paar tiental meter van de boom. Honderd meter verderop zul je van deze soorten zelden een zaailing aantreffen. Dat betekent dat het niet volstaat om op één plek te planten.
Door de beschikbare boompjes in lijnen te planten, bevorderen we dat deze generatie bomen straks een zo groot mogelijk deel van het bos zullen bezaaien met hun zaad. De zwarte den heeft hier als enige minder last van: zijn zaad waait makkelijk honderden meters verder. Maar ook bij deze soort geld: hoe dichter bij de moeder, hoe meer zaailingen je vindt.
CO2-compensatie toegankelijker
Een leuke bijkomstigheid van het hele project is dat ik wat meer leer over hoe CO2-compensatie in de praktijk wordt georganiseerd.
Tot recent was compensatie iets waar alleen overheden en grote vervuilers zich mee bezig hielden (als vliegreiziger kan je ook een CO2-certificaat kopen, maar ook dat loopt via grote organisaties). De focus heeft daarbij vooral gelegen op het redden van tropischj regenwoud. Daarbij moet je goed controleren of de bomen wel echt worden geplant, of de grond wel in eigendom is en of je niet per ongeluk bijdraagt aan het verjagen van inheemse volken.
Door die oorsprong is certificering van CO2-compensatie in de praktijk enorm complex en kostbaar geworden, met eisen aan verantwoording en compliance die het volstrekt onbetaalbaar maken voor bedrijven die kleinere hoeveelheden CO2 willen compenseren. Terwijl in Nederland de controle op aanplant en beheer prima kan verlopen via Bosgroep en FSC; de eigendomsrechten controleerbaar zijn bij het Kadaster; en de Natuurschoonwet een stok achter de deur is voor eigenaren om hun bos niet te verkopen.
De Bosgroep en vooral FSC hebben zich daarom ingezet om een rekenmodel te ontwikkelen waarmee kleinere projecten zoals het onze ook doorgerekend kunnen worden en ook echt mogen meetellen voor de CO2-compensatie van de investeerder (de Reggeborgh in dit geval).
Daarmee kom ik abrupt bij het einde van dit artikel. Ik zal ongetwijfeld in de komende jaren meer schrijven over hoe het de nieuwe bomen vergaat en welke rol ze spelen in de verjonging en verrijking van ons bos.