Een boom die in de hersft zijn bladeren laat vallen doet veel meer dan alleen voorbereidingen treffen voor de winter. De structuur van de bladeren en de snelheid waarmee ze zich door het bodemleven later verteren zijn (op de lange duur) bepalend voor de kwaliteiten van de humuslaag waar de boom in wortelt.
Onlangs viel me dat heel duidelijk op toen ik aan het rondstruinen was onder de twee grote dikke tulpenbomen die we op de Woestenije hebben staan. De tulpenboom maakt grote, markante bladeren die relatief snel verteren.
Hoe dat op de bodem uitpakt zie je hieronder: bladeren van eik (en berk) en de naalden van de lariks liggen onverteerd bovenop. Alles daaronder wat grijs of bruin is en niet goed te onderscheiden, is een dun pakket bladeren van de tulpenboom.
Het ziet er nogal dor uit, allemaal.
Maar niet helemaal dor. Links en ik de bovenste helft zie je beginnetjes van brandnetel de kop opsteken (de foto’s zijn uit het voorjaar). Dat kan alleen als de bodem behoorlijk vochtig is.
Hieronder is de dunne plaklaag van tulpenboomblad opzij geveegd. Onder deze bladlaag groeit mos en liggen vochtige (want donker en rijker gekleurde) takjes en blaadjes gedwee te verteren.
De tulpenboom zorgt er (op deze plek) met zijn bladeren voor dat de bodem tot in de zomer beschermd blijft tegen uitdroging.
Een raadseltje is nog wel hoe het mos onder deze laag kan groeien. Ik zie twee mogelijkheden: (1) de bladeren laten net voldoende licht door, (2) de tulpenboom-bladeren verteren in de loop van de zomer, waardoor het mos een half jaar goed licht heeft en reserves opbouwt voor de winter.