De Bosgroep slaat alarm over verzuring van bosgrond. Op de laatste bijeenkomst die ik bezocht sprak ik de directeur van de Bosgroep Noord-Oost-Nederland, die meldde dat de zuurgraad van bosbodems blijft dalen.
Dat is niet zomaar een kwestie van een cijfertje dat verandert: als de zuurgraad blijft dalen, komt ze binnen afzienbare tijd onder de grenswaarde voor bosgroei. Boomzaden ontkiemen dan niet meer en volwassen bomen zullen afsterven.
De vraag is hoe dat komt. En het antwoord is: door de mens, langs drie wegen. De volgende vraag is wat je eraan kunt doen. Dat blijkt vrij evident uit wat de oorzaken zijn. Let maar op.
Diagram: waar ligt het calcium opgeslagen in een bos? (crop = oogst, bole = stam). Dit diagram en het onderstaande hebben betrekking op een specifiek perceel met lariks in Engeland.
De relevantie
Verzuring is voor de Biesterije geen abstractie: bij een meting in 2002 is er in een selectie van grove den op drie locaties een tekort aan magnesium (Mg) en fosfor (P) vastgesteld.
Dat kan liggen aan fundamentele tekorten aan deze mineralen in de bodem of aan verzuring. Aangezien we de ‘inherente’ minerale waarden van onze bodem niet kennen, zijn we gedwongen om te kijken naar de oorzaken voor verzuring en de mogelijkheden om daarop bij te sturen.
Oorzaak 1: Neerslag
Nederlandse bossen liggen altijd in de buurt van intensieve landbouw, drukke snelwegen en industrie. Alle drie bronnen van onder andere veel stikstof, die neerslaat op de bosbodem in de vorm van ammoniak. De uitstoot ervan neemt af, maar de ophoping in het bos blijft nog doorgaan.
Ammoniak is zuur en bindt zich aan basische elementen zoals calcium, magnesium en kalium (beter bekend als potassium). Die mineralen zijn daardoor niet beschikbaar voor schimmels en planten. Ze spoelen mede daardoor vrij snel uit met regenwater.
Oorzaak 2: Verzurende boomsoorten
Nederlandse bossen op arme zandgrond zijn vaak begonnen als plantages van grove den, soms met ander naaldhout en eik erbij. Al die soorten (en beuk en berk en kastanje) hebben relatief zuur strooisel.
We hebben dus decennia lang soorten geplant en bevorderd die de bodem in zure toestand houden. Daar zit geen kwade bedoeling achter: dit zijn simpelweg de soorten die het op arme grond goed doen.
Sommige soorten bevatten weinig basische mineralen omdat ze er weinig van nodig hebben. Dat zijn vooral zachthoutsoorten, grove den voorop. Andere soorten accumuleren de mineralen wel, maar slaan ze vooral op in de stam.
Dat brengt ons op oorzaak 3 voor verzuring: oogst.
Diagram: de jaarlijkse beweging van calcium door hetzelfde lariksperceel. Bron beide diagrammen: J.D. Ovington, The Calcium and Magnesium Contents of Tree Species Grown in Close Stands (1958).
Oorzaak 3: Oogst
Niet leuk om te zeggen, maar wel waar: de houtoogst door mensen is een belangrijke oorzaak van verzuring. Ook als het tak- en tophout wordt achtergelaten. Juist op de armste gronden zit een groot deel van de beschikbare mineralen in de bomen (en niet in humus, kruiden, struiken etc).
De bomen die het op arme grond redden, doen dat omdat ze zuinig zijn met hun basische mineralen: ze hebben er weinig van nodig en ze slaan het vooral op in hun stam. Doordat hun strooisel weinig basische mineralen bevat is de bodem op arme grond vaak zuur.
Als je van die soorten vervolgens de stam oogst, haal je basische mineralen uit een kringloop waarin ze nauwellijks gemist kunnen worden.
Oplossing 1: selectief met soorten
Met de drie redenen is duidelijk wat er te doen valt aan verzuring. Als beheerder van een bos kun je niets doen aan verzuring via de lucht, dus moet je sturen met de twee instrumenten die je hebt: de oogst en de keuze van boomsoorten.
Bomen kunnen helpen om mineralen uit de bodem te halen en in kringloop te brengen. Niet elke soort doet dat even sterk. Welke soorten moet je dan hebben?
Deze bron (uit 1958) beschrijft het gehalte aan calcium en magnesium van verschillende boomsoorten. Er wordt zowel gekeken naar het gehalte in het strooisel (waarmee de boom deze mineralen in de kringloop brengt en houdt) en in het hout (de weg waarlangs wij de mineralen uit de kringloop halen).
Waardevol is ook dat het onderzoek heeft plaatsgevonden op drie verschillende locaties en dat het mineraalgehalte van de bodems ook bekend was. Daarbij valt op dat bepaalde soorten op de ene locatie sterke verzamelaars zijn van calcium en magnesium en op de andere locatie niet echt. Zie bijgevoegde grafieken.
Soorten die mineralen in tak- en tophout accumuleren zijn:
- douglas
- reuzenzilverspar
- witte els
- lariks
- fijnspar
Beuk, eik en kastanje, grove den en zwarte den slaan magnesium en calcium vooral op in de stam. Die balans is een belangrijk gegeven. Kiezen voor beuk, eik, kastanje of den betekent kiezen voor bomen die calcium en magnesium nauwelijks in de kringloop brengen, maar het direct opslaan in de stam. Niet voor niets is het met de ondergroei onder deze soorten doorgaans slecht gesteld.
Oogst je vervolgens ook de stammen van deze bomen, dan onttrek je cruciale mineralen aan een stuk bos dat er toch al arm aan was. Dat is een wrang gegeven, want eik, beuk en vooral grove den zijn soorten die bij ons veel voorkomen en veel geoogst worden.