Interessante soorten uit Oregon

In de zomer van 2022 was ik met Arno in Oregon. Halverwege onze vakantie verbleven we twee nachten in het plaatsje Chiloquin, in een eenvoudige airBnB, een huisje op een groot eigen perceel, in een grasland met een aantrekkelijk rommeltje van verspreide bomen en struiken. Waaronder een ponderosa-den en een Amerikaanse ratelpopulier. Twee soorten die ik graag in ons bos een kans zou geven.

Na lang toeren door de restanten van oerbossen aan de westkust waren we de dag tevoren over de rug van de Cascades (de tweede bergrug vanaf de oceaan) gegaan en daarmee een nieuwe klimaatzone binnengekomen.

De bergrug was kaal en rotsig, met prachtige vlaktes vol dorre lava en rood zand. Zodra we voldoende waren afgedaald kwamen de bossen terug, maar hoe die er uit zagen was een verschil van dag en nacht met wat we aan de oceaanzijde hadden gezien.

Lavavelden en beginnend bos op de hoogvlaktes van de Cascades (Midden-Oregon)

Weg waren de donkere wouden met torenhoge Douglas- en thujabomen en weelderige bosbes en varens etc.; in hun plaats kwam hier een andere begroeiing, die op het eerste oog veel meer leek op (in ons land) de dennenbossen op voormalige zandverstuivingen en de hoge droge zandgronden. Veel bruin en rood en dor, weinig groen en blauw en nat, veel licht op de bodem.

Arno bij een oud exemplaar pinus ponderosa, Crater Lake National Park

Bij ons zijn de boomsoorten in zo’n droge boshabitat bovenal de berk met zijn zwart-witte schors, de grove den met rode schors en lange naalden en hier en daar een eik. Deze Amerikaanse bomen leken daar oppervlakkig ook wel op, maar tegelijk waren ze duidelijk van andere soorten. Hoe die heetten was me nog niet bekend.

Ik was wel direct bijzonder geïnteresseerd, want de atlas gaf aan dat in deze vallei jaarlijks iets minder regen valt dan in Nederland en dat de zomers er zonnig en droog zijn: bijna geen neerslag tussen mei en september, op een plek zoals Chiloquin. Aangezien het Nederlandse bos vooral van warme droge zomers te lijden heeft, was dat een interessant gegeven.

Omdat Oregon fors zuidelijker ligt dan Nederland (denk: Zuid-Frankrijk) en vanwege die lange warme droge zomers die we nu vaak hebben, zijn soorten die het in Chiloquin goed doen erg interessant voor het Nederlandse bos. Met name als ze ook bosbouwkundig waarde hebben, door hun hout of door hun effect op de bodem. Zouden deze soorten geschikt zijn om toe te voegen aan de selectie in ons eigen bos?

Stam en naalden van een jonge (circa 15 jaar oude) pinus ponderosa (Chiloquin, OR).

De dorre en droge plekken in Nederland, zoals de hoge droge zandgronden waar de Biesterije en veel andere bossen op groeien, zijn omgevingen die zich lenen voor pioniers. Pioniers zijn de soorten die als eerste bomen tussen het gras en de heide opkomen na een ijstijd, een fikse bosbrand, of een houtoogst die zorgt voor veel extra licht op de bosbodem.

In onze klimaatzone zijn die pioniers de grove den, berk en eik. Maar als het klimaat verder opwarmt en de droge zomers blijven komen, gaan ook die pioniers het in Nederland lastig krijgen. Soorten die in een ander continent dezelfde niche vullen, maar daar net iets meer hitte en droogte aan kunnen, zijn dan een goede verzekering om te hebben.

Terug naar de tuin van het huisje in Chiloquin, waar ik met Wikipedia in de hand stond te kijken naar de jonge naaldboom naast het huis: hoe lang waren de naalden, hoe dik, welke kleur heeft de onderkant, in welk patroon zitten de naalden op het takje? Na enig speurwerk bleek het te gaan om de ponderosa pine. De aantrekkelijke loofboom even verderop bleek een quaking aspen.

De ponderosa pine is een West-Amerikaanse versie van de grove den: zijn bast is rood en heeft grote schubben, zijn naalden zijn ongeveer even grof en lang. Hij kan net als de grove den in veel soorten bodem groeien (oppervlakkige wortels, diepe penwortel), maar is bijzonder goed tegen droogte bestand en komt op droge plekken weinig concurrentie tegen.

Populus tremuloides (quaking aspen) is de Noord-Amerikaanse versie van de ratelpopulier. In Oregon zijn ook berken te vinden (lokale soorten), maar de berk is daar niet de pionier die je overal tegenkomt zoals hier: die eer gaat naar de quaking aspen. Het is een boreale boomsoort, dat wil zeggen een soort die relatief noordelijk op aarde voorkomt. Wat de kans groot maakt dat de Amerikaanse en Eurazische soorten relatief recent nog genen hebben uitgewisseld.

De volgende dag vertrokken we naar Crater Lake, een bezienswaardigheid waarvan de naam precies zegt wat je kan verwachten en een grote toeristische attractie. Het mooiste aspect van dit nationale park was echter niet het meer zelf, met zijn 8 kilometer doorsnee, of de steil opstaande rand die een kleine 1.000 meter boven het omliggende land uitsteekt, maar de rit er naartoe: een lange bochtige weg omhoog vanuit het omliggende vlakke land.

Langs die weg troffen we gemengde bossen van ponderosa pine.

Weer later, terug in de buurt van de hoofdstad Portland, bezochten we het Hopkins Demonstration Forest. Een locatie van de universiteit van Oregon, specifiek bedoeld om kleine boseigenaren voor te lichten over hoe je bos zoal kunt beheren. We kregen er een rondleiding waarvan me vooral is bijgebleven dat we van de bosbouw in Oregon weinig te leren hebben over duurzaam, natuurvolgend, klimaatbestendig bosbeheer.

Iets wat wél opviel, was dat ponderosa pine echt veel zon nodig heeft. Op een kleine kapvlakte (misschien veertig bij vertig meter) tussen volgroeide percelen stond een jonge aanplant van ponderosa een beetje te kwijnen: ze hadden er volgens onze gids een goede bodem en niet te veel of te weinig vocht, maar simpelweg te weinig licht.

Dat is dus wel iets om op te letten in Nederland, waar de zon in alle jaargetijden minder hoog staat dan in Oregon: ponderosa kun je bij ons vermoedelijk alleen met succes planten aan de noordkant van een vrij grote open plek, waar hij een groot deel van de dag volle zon heeft. Eenmaal volgroeid zal zo’n exemplaar of cluster zich niet of nauwelijks verjongen, tenzij er door sterfte hele vakken van het bos in één keer afsterven.

Wat zeg jij?