De reuzenzilverspar rukt op

dewoestenije:

In het ruigste deel van ons bos, vlakbij de voormalige steenfabriek, heeft mijn grootvader rond 1957 een paar kleine clusters van ongebruikelijke boomsoorten geplant. Er staan Amerikaanse tulpenbomen, reuzenlevensbomen (thuja’s), haagbeuken, essen, grauwe elzen en hazelaars. (De laatste vier zijn in Nederland bepaald niet zeldzaam, maar in ons bos wel)

Behalve deze soorten, die allemaal in groepjes van niet meer dan tien of vijftien exemplaren zijn geplant, staat er ook een grotere aanplant van een andere soort waarvan ik pas sinds kort heb beseft dat het niet een gewone spar is. Alles wijst erop dat dit reuzenzilverspar is (abies grandis). En dat is spannend.

Afbeelding: jonge reuzenzilverspar, vermoedelijk zo’n drie jaar oud, ongeveer dertig centimeter hoog, die ik heb overgeplant naar een ander deel van het bos.

Vogelkersbestendig

Ik ben dit blog begonnen vanuit het perspectief van het bestrijden van vogelkers. En datgene wat vogelkers zo lastig te bestrijden maakt, is dat hij én snel groeit, én tegen flink wat schaduw kan én zelf veel schaduw werpt. Daarmee koloniseert hij het bos. Omdat vogelkershout geen economische waarde heeft, is dat echt in alle opzichten een groot probleem.

Op de korte termijn kun je alleen van vogelkers af komen door hem te bestrijden: afzagen en de stobben insmeren met gif. Op de langere termijn kun je op een meer natuurlijke manier slagen: door andere boomsoorten aan te planten die nog beter tegen schaduw kunnen dan de vogelkers. In zo’n bos hoef je de vogelkers alleen op open plekken te bestrijden en dat kost weinig werk.

En in die natuurlijke aanpak zou reuzenzilverspar nog wel eens een rol kunnen spelen.

Foto: jonge reuzenzilverspar onder een vogelkersstruik, die weer onder een eik staat. Het blad van de vogelkers is niet in beeld, maar de plant is volop in leven. Op de bodem eronder wil verder niets groeien (getuige het dorre blad), maar het sparretje lijkt het goed te doen.

Schaduw maken

Onder andere iep, linde, beuk en esdoorn vallen in de categorie schaduwtolerante bomen. Er zijn dus mogelijkheden. Maar iep en linde ontbreken bijna geheel in ons bos. Beuk en esdoorn hebben we wel; dat is fijn. Maar nog fijner zou het zijn als we een snelgroeiende naaldboom hadden die in de jeugdfase echt goed tegen schaduw kan. Want snelgroeiend naaldhout is nog steeds de cash cow van de Nederlandse bosbouw.

Afbeelding: abies grandis pal onder een veel grotere, vermoedelijk iets oudere Amerikaanse vogelkers

De reuzenzilverspar past in dat profiel. Als zaailing groeit hij langzaam, maar de volwassen exemplaren, nu zevenenvijftig jaar oud, zijn minstens even dik als de reguliere sparren (inclusief Douglas) die we van die leeftijd hebben. En hij is niet zomaar een beetje beter bestand tegen schaduw: hij is de onbetwiste topper. Zelfs in schaduw waar de beuk het aflegt (en daarvoor moet het echt behoorlijk donker zijn) kan de reuzenzilverspar nog ontkiemen en opgroeien.

Hij doet het

Sinds de laatste dunning in 2011 zijn de resterende exemplaren (ik schat zo’n honderd stuks) begonnen zich uit te zaaien. En de appels vallen misschien niet ver van de boom, maar de zaden komen op de wind tot een meter of tweehonderd verder terecht: dat is het verste punt waar ik jonge exemplaren heb zien staan.

Onder de oude exemplaren groeit nu een dikke, bodembedekkende mat van reuzenzilversparretjes. En wonder boven wonder: die hebben weinig last van het feit dat ze behalve van hun ouders ook nog eens schaduw van een laag vogelkers er tussenin moeten verdragen.

Verderop staat een perceel met eik en berk dat in 1984 is ingeplant: de bomen zijn daar nu een meter of tien hoog, je kunt er weer onderdoor lopen over een mat van pijpenstrootje. En tussen dat gras, waar verder nog geen andere boomsoorten verjongen, verschijnt nu ook: reuzenzilverspar.

Onzekerheid

Ik weet nog niet 100% zeker of deze bomen echt reuzenzilversparren zijn. Denotities die mijn opa in zijn bosbouwboek maakte brengen me in de war: bij de soort abies grandis heeft hij een krabbel gemaakt “2 st. Oct ‘57”, maar met een groot kruis erbij.

De meest doorslaggevende aanwijzingen zijn de harsige punten aan het einde van de twijgen met naalden: die horen bij reuzenzilverspar en niet bij Europese sparren. De naalden zijn even breed en glanzend als die van de reuzenzilverspar en daarin anders dan de Europese zilverspar. Ook is de schors anders (glad met kleine ‘blaasjes’) dan die van Europese sparren.

De reuzenzilverspar wordt ook elders in Nederland als productieboom gebruikt. Het is dus wat minder een spannend experiment van mijn opa en iets meer een gangbare bosboom.

Ik heb een tijdje, afgaand op de vorm van de boom aan de top, gedacht dat het om westelijke hemlock (tsuga heterophylla) ging. Maar die heeft om te beginnen al geheel andere dennenappels.

2 reacties

  • Hoi,

    Een late reactie maar grappig. Ik herken je verhaal. Hier aan de Zeeuwse kust zie je waar grote zilversparren staan echt duizenden jonkies. Herten houden de boompje hier wel erg klein. Van de droogte hebben ze geen last lijkt het. Net als jij zie ik het verschil maar moeilijk tussen Reuzenzilverspar en Europese zilverspar. Maar er is een verschil tussen deze twee: de Reuzenzilverspar kan als ik het goed heb minder goed tegen schaduw dan zijn Europese soortgenoot. Ook hier heel veel vogelkers waar de Reuzenzilverspar (vermoed ik) juist niet groeit. Ik kom wel een enkele Sitkaspar tegen die echt veel harder groeit en in een enkel geval in minder 10 jaar al makkelijk boven alle (veel oudere) vogelkersen uittoornt. Alleen geeft een sitkaspar veel meer licht en zal de vogelkers niet doodgaan. Onder zilverspar zal de Vogelkers kansloos zijn. Maar; ik heb dus de indruk dat je Europese zilversparren hebt staan omdat ze probleemloos onder de vogelkers kunnen groeien.
    Op Schouwen in het bos staan oude zilversparren die dan weer probleemloos in een dik loofbos staan en daar inderdaad gestaag doorgroeien en nu echt de top van het bos gaan vormen.

    Zonder herten en konijnen zou je een donker bos krijgen denk ik. Misschien een mooie mening met beuk of zo. Ook een leuke soort die je kunt aanplanten en het goed doet en donker is en NOG beter tegen schaduw kan is de Amerikaanse Westerse Hemlock. Die schiet hier her en der op en groeit heel makkelijk onder elke boomsoort (maar zal in dichte schaduw ook echt niet hard groeien). Ik zie ze hier her en der opschieten (soms even lastig te onderscheiden van de Taxus) en vind het erg mooi, sierlijke bomen. Je noemt ze in je tekst. Tsuga heeft veel kortere naalden en een heel andere groeivorm. Dit is beslist een vorm van een zilverspar, maak je daar maar geen zorgen over!

    Hoe is het nu met die boompjes? Hebben ze de droogte overleefd? Vanuit Zeeland kan ik zeggen dat zelfs in de hoogste en droogste duinen de zilversparren geen enkel probleem hebben gehad. Ze wortelen vrij diep. Fijnspar staat hier weinig, meeste doen het nog goed. Sitkaspar heeft weinig problemen gehad…

    Mvg,

    Jack

    • Hoi Jack, bedankt voor je berichten. Het duurt vaak weken of maanden voor ik weer even echt ga zitten voor het blog. Nu dus.

      De reuzenzilverspar heeft de droogte van 2020 goed doorstaan, zowel de grote exemplaren (uit circa 1960) als de kleintjes van de laatste tien jaar. Maar dat is wel nadat er in de twee voorgaande zomer, uitsluitend onder de kleintjes, een hoop zijn gestorven. Hoe hoger op de heuvel ze stonden, hoe groter de kans, dus dat was echt een kwestie van vocht.

      In ons bos zijn voor zover mij bekend geen Europese zilversparren geplant. Ik herken de reuzenzilverspar altijd snel aan de witte lijm die op jonge takjes op de knop zit (groot deel van het jaar) en aan de blaren met horizontale lijnen op de opvallend grijze schors van de grotere bomen. Maar goed, ik heb ook nooit echt serieus naar Europese zilversparren gekeken. Onze vrienden van https://www.bomengids.nl/uk/fir-trees.html geven een beschrijving en foto’s van de Europese zilverspar waarin vooral de schors van volwassen bomen opmerkelijk anders is.

      De Westerse hemlock die je adviseert, dat is de tsuga occidentalis. Dat is de tsuga waar ik het over heb. Kan het zijn dat je her en der de tsuga (hemlock) en de thuja (levensboom, Western Red Cedar) door elkaar haalt? Beide soorten zijn in kleinere aantallen geplant in de buurt van de reuzenzilverspar en beide zaaien zich nu ook bescheiden uit.

      Ze verjongen alleen (nog) niet in gigantische aaneengesloten bedden zoals de reuzenzilverspar en daardoor is het ook lastiger om te zeggen of er sterfte optreedt door de droogte. Maar afgaand op de paar jonge exemplaren die door stormschade plotseling in bijna volle zon zijn komen te staan (en het daar geweldig bij doen) denk ik dat dat voor tsuga en thuja geen probleem is.

      Wat leuk dat je zo’n divers bos hebt vlakbij de kust. Ik zou denken dat wind en zoutsproei en teveel vocht de naaldbomen de das om zouden doen.

      Groet!
      Wytze

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *