De niet-terugkeerders

dewoestenije:

Europa is arm aan boomsoorten. De oorzaak daarvoor ligt niet bij de mens, maar bij de ijstijden: om te overleven moesten deze soorten naar het zuiden migreren, waar ze op de Middellandse Zee stuitten en uitstierven.

Welke soorten keerden niet terug en waarom? Een artikel van Hans Heybroek uit het Nederlands Bosbouw Tijdschrift dat ik eerder citeerde geeft een toelichting.

Jojo-klimaat

Een groot deel van de loofboomsoorten is geëvolueerd in de periode tussen 100 mijoen jaar geleden en 65 miljoen jaar geleden (het moment waarop de dinosauriërs uitstierven). De soorten van het noordelijk halfrond kwamen in die hele periode, tot 2,5 miljoen jaar geleden, zowel in Amerika, Europa als Azië voor. Daarna begon een afwisseling van ijstijden en interglaciale periodes die tot op het heden voortduurt.

Afvalrace

Sommige boomsoorten konden de eerste ijstijd uitzitten in Zuid-Europa en daarna weer terugkeren, maar slaagden daar na opeenvolgende ijstijden niet meer in. Over de hele periode genomen nam het aantal boomsoorten in onze streken op die manier geleidelijk af. Zo groeiden er in West- en Midden-Europa 2,5 miljoen jaar geleden nog amberbomen en nyssa’s, maar die zijn toen de eerste ijstijd afliep (honderdduizend jaar later) niet meer teruggekomen.

Vertraagde terugkeer

Kiwi, magnolia en liriodendron keerden die eerste keer nog wel terug, maar waren voorgoed verdwenen toen 1,45 miljoen jaar geleden een zoveelste strenge ijstijd aanbrak en weer afliep. Op die manier hebben ook hickory, tamme kastanje, walnoot, hopbeuk, vleugelnoot en wilde wingerd hier enkele ijstijden overleefd, maar het uiteindelijk afgelegd.

Sommige soorten hebben gewoon veel tijd nodig om terug te migreren, meer tijd dan er doorgaans tussen twee ijstijden beschikbaar is: zelkova, de beide kastanjes, walnoot, hopbeuk en vleugelnoot hebben het prima uitgehouden in Zuid-Europa of Turkije maar hebben simpelweg nooit de tijd gehad om weer helemaal naar het noorden terug te migreren. Niet toevallig zitten hier veel notensoorten bij: hun zware vrucht wordt zelden ver verplaatst.

Sneeuwklokjesboom (halesia carolina). De halesia kwam in Europa voor, maar werd door de eerste ijstijd 2,5 miljoen jaar geleden uitgeroeid.

De zee in gedreven

Maar sommige soorten zijn echt helemaal verdwenen; ze werden figuurlijk de zee in gedreven. Deze soorten komen nu alleen nog in Amerika of Oost-Azië inheems voor: amberboom, tupelo, hickory, thuja, sequoia en tsuga. En dat geldt ook voor de minder bekende of minder boomachtige geslachten halesia (sneeuwklokjesboom), stewartia (verwant aan de camelia), styrax en phellodendron. Al deze soorten komen nu alleen nog in Oost-Azië en/of Noord-Amerika voor.

Het is onduidelijk waarom precies deze bomen geen toevluchtsoord hebben gevonden in de Balkan of Turkije. Veel ervan verspreiden zich uistekend over langere afstanden, hetzij op de wind of via vogels of kleine zoogdieren. Opvallend is wel dat deze soorten (op de tsuga na) allemaal samengaan met arbusculaire bodemschimmels, terwijl de soorten die het in Zuid-Europa volhielden vooral samengaan met de andere hoofdgroep (ectomycorrhiza).

Verarmde families

De sequoia, thuja en tsuga laten zien dat het niet alleen de groep van de loofbomen zijn waarvan de diversiteit is afgenomen: voordat de ijstijden aanbraken groeiden hier ook nog de “Japanse” pseudolariks en sciadopitys en de “Californische” chamaecyparis. En we hebben het met alle aanduidingen eigenlijk steeds over geslachten van bomen; sommige geslachten zoals pinus (den) en abies (spar) zijn wel steeds teruggekeerd, maar niet met de volle range van soorten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *