Wie dunning zaait, zal bospest oogsten

dewoestenije:

Een studie in opdracht van de Amerikaanse overheid stelt vast dat klimaatverandering hier en nu verantwoordelijk is voor kleine en grote catastrofes. Mijn oog viel op één van die catastrofes:

“The effects of human-induced climate change are being felt in every corner of the United States, scientists reported Tuesday, with water growing scarcer in dry regions, torrential rains increasing in wet regions, heat waves becoming more common and more severe, wildfires growing worse, and forests dying under assault from heat-loving insects.”

Insectenplagen dus: in milde winters overleven er meer van en komen ze sneller vanuit het warme zuiden onze streken bezoeken. In een langer warm seizoen kunnen ze meer schade doen, in het bijzonder wanneer de bomen verzwakt raken door droogtes en overstromingen.

Schade door dieren

Bossen kunnen aardig wat klimaatverandering hebben – als je het hebt over veranderingen in neerslag, temperatuur en wind. Met hun bladerdak, wijd vertakte wortels en dikke humuslaag beschermen bomen zichzelf en elkaar tegen het weer. Maar het Amerikaanse rapport legt de vinger op een pijnlijke zwakte van bomen: tegen vijandige dieren zijn bomen praktisch weerloos.

Plagen in het bos zijn van alle tijden. We kennen in ons land al de eikenprocessierups en verschillende kevers die gaten boren in naaldhout, de schimmel die de iep tot een zeldzame boom heeft gemaakt, plus de meeldauw die al ruim een eeuw de groei en gezondheid van de Europese eik remt (ja, het klinkt een beetje geforceerd, maar schimmels behoren tot het dierenrijk, niet tot de planten).

Nieuwe bedreigers

En dat zijn dan de natuurlijke vijanden die hier inheems zijn, of die hoogstens binnen Europa een stukje zijn opgeschoven, of die van verder komen maar al minstens een eeuw aanwezig. Maar recent zijn daar een paar akelige nieuwe bedreigingen bij gekomen:

  • Sinds 2012 zien we een schimmel die de Europese es doodt; dit jaar zie ik voor het eerst bijna overal langs weg en spoor aangetaste exemplaren staan en hier en daar al volledig afgestorven bomen. De verwachting is dat binnen een paar jaar 90% van alle essen zal sterven.
  • In Corsica en Italië sterven alle paardenkastanjes nu door aantasting door de cynips, een Chinese galwesp. Het beestje doet het kennlijk ook goed in het koudere Zwitserland en Japan, dus hebben we alle reden om te verwachten dat hij ook hier zal arriveren.
  • Rododendrons en viburnums zijn een springplank geworden voor een gevaarlijke nieuwe schimmel, P. ramorum, die nabijgelegen beuken en Amerikaanse eiken aantast. Voorlopig springt de schimmel nog niet van boom tot boom.
  • In Noord-Amerika waart Ceratocystis fagacearum rond, een nieuwe schimmel die de Amerikaanse eik (Q. rubra) doodt en veel andere eikensoorten ernstig aantast. Het is een kwestie van tijd voordat deze schimmel de oceaan oversteekt, waarna deze exoot ons niet meer tot last of van dienst zal zijn. Eén onderzoek geeft aan dat ook de beide Europese eikensoorten zeer vatbaar zijn.
  • In Italië en Engeland houdt al enkele decennia de Amerikaanse (grijze) eekhoorn huis: hij stroopt de schors van jonge bomen af, waardoor de bomen sterven, en hij verdringt ook nog eens de inheemse eekhoorn. Vooral beuk en esdoorn lijden hier onder. In Nederland zijn alleen nogincidentele waarnemingen gedaan.

Geen weerstand

Bomen verweren zich continu tegen een hele reeks aan vijanden, met een hele reeks aan zichtbare en onzichtbare tactieken. Maar een afweersysteem met actieve, lerende antilichamen die met hoge snelheid door het lichaam worden rondgepompt, dat heeft een boom niet. De individuele boom is weerloos tegen onbekende vijanden; het is de boomsoort die zich uiteindelijk zal moeten aanpassen en daarvoor heeft ze alleen toevlucht tot het tergend trage proces van natuurlijke selectie.

Bestrijden is bij de meeste exotische soorten meestal een druppel op een gloeiende plaat, of op zijn best een duur gekocht uitstel van executie. Schimmels en kevers en eekhoorns kun je niet uitroeien: ze zijn hier nu en ze blijven hier tot in de lengte der dagen, totdat zij op hun beurt worden getroffen door infecties of concurrenten die hun gezondheid en hun voortplanting aantasten.

Vooruitblik

Tot die tijd kun je erop rekenen dat eenmaal gevestigde plaagsoorten zich snel zullen uitbreiden tot de grenzen van hun habitat. Laten we hopen dat we in ons land regelmatig een koude winter zullen blijven hebben. Dat scheelt in elk geval op het insectenfront een stukje ellende.

Hoe moeten we met dit vooruitzicht omgaan? Dat weet ik niet precies. Maar als we niet kunnen of willen bestrijden en ook niet op onze handen willen zitten tot het mis gaat, dan denk ik dat we minder naar onze inheemse natuur moeten gaan kijken als iets dat puur is en dat zoveel mogelijk in een bepaalde oorspronkelijke staat moet worden gebracht. Want in die oorspronkelijke staat wordt op dit moment elk decennium één inheemse boomsoort uitgeschakeld.

Ik denk dat we moeten streven naar het behoud van bos. Punt. Niet naar inheems bos, ook niet naar oorspronkelijk bos, maar naar het best haalbare bos voor een bepaalde plaats. De functies van bos (zuivering van water en lucht, CO2-opslag, bodembescherming, berging en geleidelijke afvoer van hemelwater, houtproductie, recreatie, behoud van biodiversiteit) zijn te belangrijk om te wachten tot plotselinge plagen grote delen van ons land in struik.

Weerbaarheid

De vraag wordt dan: hoe versterken we de weerbaarheid van ons bos tegen invasieve schadelijk dieren? Daarover een volgende keer meer.

Wat zeg jij?