Dood hout maken

Dood hout op de bosbodem draagt bij aan langdurige opslag van CO2, verbetert de vruchtbaarheid en de waterbuffering van de bodem en biedt een voedingsbodem aan zeldzame soorten. Alle reden dus om eens te kijken in hoeverre we in ons bosbeheer op de Biesterije omgaan met dood hout.

zwam op beukenstronk.jpg
Afbeelding: zwam op de stronk van een gevelde beuk. Het meeste dood hout in beheerde bossen bestaat uit boomstronken en wortels. Meer dood hout liggend op de bodem zou de bosbodem veel sterker verrijken. Foto Wytze Schouten

Dat doen we al op een paar manieren. En het zou misschien nog wel op meer manieren kunnen.

1. Dode bomen laten staan

Ons bos heeft het FSC-keurmerk voor duurzaam beheerd bos. Eén van de eisen waaraan je moet voldoen voor dit keurmerk is het laten staan van dode bomen (een aantal exemplaren per hectare).

Staand dood hout heeft zijn eigen natuurwaarde: ook hier kunnen zeldzame soorten zich nestelen en wordt water gebufferd en gezuiverd in de langzaam vermolmende stam. Maar door de (gemiddeld) hoge positie van het hout zal veel koolstof in de staande boom het bos verlaten als CO2.

Staand dood hout omduwen is makkelijk, maar het past niet in het FSC-beleid. Dat doen we dus maar niet.

2. Tak- en tophout niet oogsten

Een andere simpele vorm van dood-hout-beleid is: laten liggen wat je niet kan gebruiken.

Dit laatste doet de Bosgroep bij ons al jaren: bij de oogst worden tak- en tophout (de dunste stukken hout, waar je geen planken van kunt zagen) op de bodem achtergelaten. Dat beschermt de bodem tegen uitdroging en levert een jarenlange bron van langzaam ontbindend hout als voeding voor de bodem.

Sinds enkele jaren wordt tak- en tophout in de Nederlandse bosbouw vaak wél meegenomen, omdat het voor energie kan worden gestookt in biomassacentrales, of als bijstook in kolencentrales. Er zijn situaties zijn waarin houtstook verdedigbaar is vanuit klimaat-oogpunt, maar tak- en tophout uit de bosbouw hoort daar niet bij. 

Dat komt onder andere omdat het slecht is voor je bos.

Tak- en tophout bevat namelijk relatief veel mineralen: die zitten bij een boom vooral in de schors en de jongste jaarringen van het hout. Takken hebben daar veel meer van dan de dikke stam. Haal je behalve de stam ook het tak- en tophout weg, dan verarm je je bos. Zoveel mineralen kan de volgende generatie bomen in hun leven niet opnieuw uit de grond trekken.

storm winter 2018.jpg
Foto: Bomen die tijdens de storm van 18 januari 2018 als dominostenen zijn omgegaan. Op de voorgrond tak- en tophout van een beuk. Foto Wytze Schouten 2018

Bij de laatste oogst in 2015 stelde de Bosgroep ons voor om het tak- en tophout als biomassa te verkopen. Vooral het hout dat op de vlakken zou komen te liggen waar we inplant wilden hebben. “Je ruimt je perceel op voor de aanplant en je krijgt er nog een zakcent voor terug ook” was de gedachte.

Dat was vooral interessant omdat we één perceel van twee hectare bij uitzondering hebben laten kaalkappen. De bomen daar waren dermate snel en krom gegroeid dat het een kwestie van tijd was voordat ze bij een storm massaal zouden afknappen. Het leverde een massa tak- en tophout op. Waardeloos als hout, ideaal voor biomassa.

Maar dat hebben we dus niet gedaan, vanwege de mineralen. In plaats daarvan hebben we voor 4.000 euro een klepelmachine laten komen die het tak- en tophout ter plekke in kleine stukken heeft geslagen. Het zag er een jaar lang uit als een slagveld; daarna verbleekte het hout, kwamen de grassen en bomen op en begon het op een heideveld met jonge boompjes te lijken.

Hoe dan ook: we hebben de mineralen behouden door het tak- en tophout te laten liggen. En we hebben de aanplant en de bodem geholpen door het spul te klepelen. Zo werd de humuslaag enigszins beschermd tegen zon, wind en regen en konden de mineralen op hun plek blijven. En voor de mannen die moesten aanplanten was het voldoende begaanbaar.

3. Ontschorsen

Toch knaagt het aan mijn geweten dat er elke vijf jaar, via de schors van de geoogste boomstammen, toch nog een hoop nutriënten worden afgevoerd. Ik weet niet wat er met de schors gebeurt als de boomstam bij de zagerij aankomt, maar het zou me niet verbazen als het spul daarna alsnog de biomassa-keten in gaat. 

Onlangs ontdekte ik dat het woord ‘ontschorsen’ bestaat en dat dat ook machinaal kan, ter plekke in het bos. Dit is een mogelijkheid die ik nader wil onderzoeken.

Afbeeldingsresultaat voor debarking
Afbeelding: ontschorsen (debarking) gebeurt nu meestal pas in de zagerij. Maar het kan ook in het bos, zodat de schors met alle nutriënten kan worden teruggegeven aan de bodem. Foto: Wikipedia.

4. Dik hout laten liggen

Wat we tot nu toe nog niet doen is bij de oogst bewust ook lange dikke stukken hout laten liggen. Laat staan hele boomstammen. Hier en daar kan soms een moeilijk verkoopbaar stuk (een wig, een krom eind, of een vertakking) blijven liggen en soms vergeten de houtvesters ergens een stam of een tijdelijk stapeltje stammen, maar dat stelt weinig voor.

Zouden we dat nu niet ook moeten gaan doen? Wie een oud bos simuleert, laat immers op sommige plekken hele groepen bomen liggen, alsof een woudreus door een storm geveld is en daarbij een reeks buren als dominostenen heeft meegenomen. Dat schept een microklimaat dat je in een eenvoudig productiebos nooit zult tegenkomen.

Maar zoiets gebeurt nu bij ons eigenlijk alleen met de bomen die afsterven voordat ze omwaaien en die daarna een keer door verzwakking omvallen. Dat is vrij zeldzaam.

Een massale valpartij komt in ons bos ook voor, eens in de tien of twintig jaar, op één of twee plekken. Maar in alle eerlijkheid: de kans dat we die bomen dan zullen laten liggen is klein, omdat het ook een economisch buitenkansje is. Een geconcentreerde partij hout die als het ware klaar ligt om af te voeren: daar zit al gauw een goed rendement op.

5. Dunnen bij de oogst

Dunnen is een taak die de Bosgroep de afgelopen twintig tot dertig jaar conservatief heeft uitgevoerd. Dunnen houdt in: selectief verwijderen van sommige bomen ten bate van andere. De resterende bomen kunnen daardoor hoger en dikker worden en hoeven niet krom te groeien naar het licht toe.

Dunnen was vroeger makkelijk, toen bos vooral bestond uit dennen en sparren die tegelijk en in rijen waren geplant. Na een jaar of twintig verwijder je een paar rijen om machinepaden te creëren en daarna haal je bij elke oogst her en der een rij weg om de resterende bomen meer licht en ruimte en water te gunnen.

Nu bestaat het bos echter bijna overal uit een menging van soorten en leeftijden  Je hebt geen machinepaden meer die vanzelf herkenbaar zijn omdat ze langs een rij bomen lopen: je hebt uberhaupt geen rijen bomen meer. Elke boom die je weghaalt is een specifieke keuze waarin je zoveel mogelijk variabelen wilt meewegen. Dunnen is in ons bos meer een kunst dan een methode.

De meest overzichtelijke aanpak is om te beginnen met het kiezen van een aantal doelbomen (rechte stam, goede groei). Die doelbomen wil je enerzijds telkens een beetje vrijstellen, maar anderzijds voldoende in de schaduw houden om te zorgen dat de zijtakken onder de kroon allemaal afsterven – en niet later weer uitlopen. En dat is wat de Bosgroep gedaan heeft.

Maar dat deden ze wel conservatief, vanwege de lage houtprijzen tot circa 2010. Vrijstellen op zichzelf kost immers alleen maar tijd, dus geld. Je krijgt je opbrengst immers pas als de doelboom decennia later wordt geoogst en verkocht. Vrijstellen is rendabel alleen als het voldoende kuub hout oplevert dat efficiënt naar de kant van de weg kan worden gebracht. En daarna kan worden verkocht voor een prijs die tenminste de kosten dekt.

De afgelopen decennia, tot circa 2010, was de houtprijs laag. Dunning van jongere bomen tot circa 30 cm doorsnee was niet rendabel: het kostte meer in arbeid dan het in houtprijs opleverde. Dus lag de focus bij dunningen niet op  die jonge bomen. Er zijn ook bosbouwkundige argumenten om niet te vroeg te beginnen met dunnen, maar mijn visie is dat de kosten sterk bepalend waren.

We hadden in die decennia kunnen kiezen om actiever te dunnen, ook en juist de jongere bomen die te dicht op de doelbomen stonden. En om dan de kosten te dekken uit de magere opbrengsten van het overige hout. Om allerlei heel logische redenen is dat niet gebeurd.

6. Raggende mannen

Wat we nog niet doen, maar wel heel goed zouden kunnen oppakken, is een kleinschaliger vorm van dood hout creëren. We zouden zelf (met eigen zaag en eigen spierkracht) meer werk kunnen maken van het tussentijds dunnen.

Er zijn immers mensen (vooral mannen) die het leuk vinden om met een zaag of motorzaag het bos in te wandelen en dan flink wat bomen om te halen, zonder enig salaris. De kunst is om te zorgen dat die mensen de juiste bomen omhalen.

Op die manier zorgen we voor meer dood hout, betere groei van de overige bomen, meer obstakels in het bos waar reeën en konijnen uit de buurt blijven (dus: kansen voor jonge boompjes).

Conclusie

Wat we volgens mij veel meer kunnen doen, is tussen de oogsten door met een motorzaag of handzaam het bos in en onze toekomstbomen telkens een beetje vrijstellen. Daar zijn een paar ingrediënten voor nodig, die we volgens mij redelijk goed en betrouwbaar kunnen organiseren:

1. Mensen die lol beleven aan bomen omzagen. Dat zijn er verrassend veel. Soms willen ze als tegenprestatie een kofferbak vol haardhout meenemen. Soms ook niet. Je hebt er maar een paar nodig om ieder jaar een tiental hectare door te lopen, zodat we elke vijf jaar het hele bos hebben gedund.

2. Iemand die periodiek de te dunnen bomen (en de toekomstbomen) markeert. Dit is bij voorkeur een professional van de Bosgroep, maar dan wel één die snapt dat de criteria voor dunnen heel anders zijn wanneer de geld-opbrengst van de te dunnen boom niet relevant is.

3. Een plan met een kaart. Zodat we nooit te snel hetzelfde stuk bos opnieuw dunnen. Het maken van dit plan is een co-productie tussen Bosgroep en eigenaren en vrijwilligers.

Deze aanpak is niet gratis. De medewerker van de Bosgroep maakt betaalde uren. Maar  dat zijn een paar uur per jaar en voor een deel valt het werk samen met het blessen van de renderende bomen voor de vijfjaarlijkse oogst. 

Daarnaast kunnen we onderzoeken of ontschorsen van de geoogste stammen voor ons haalbaar is.

 

Wat zeg jij?